Uiterlijke gebreken

Wordt aan gewerkt...

Hier wil ik proberen enkele afwijkingen die een gevaar kunnen vormen voor de gezondheid of productiviteit van je dier op te sommen. Waar kijkt de keuringscommissie naar als ze je dieren keuren? Waar kijk je zelf best naar als je een schaap koopt?

Een schaap moet: kunnen grazen, moet kunnen lopen naar vers gras, moet kunnen lammeren en zogen. Met andere woorden de belangrijke punten om te controleren zijn: 1) gebit, 2) poten/klauwen, 3) geslachtsdelen en 4) de uier bij ooien. 

Daarnaast zijn er een aantal andere minder belangrijke gebreken welke ook erfelijk kunnen zijn en toch problemen geven. Het verleden van de vruchtbaarheid en het afstoten van lammeren bij de moeder is ook altijd interessant ook al is de erfelijkheid hiervan iets minder dominant (omgevingsfactoren, voeding,...).

1) Gebitsproblemen

Schapen hebben geen snijtanden bovenaan. Ze snijden het gras met hun onderkaak af en kauwen het vervolgens met de kiezen welke zich wel boven en onder bevinden.

Overbeet of Varkensbek betekent dat het harde tandvlees-pad van de bovenkaak meer naar voor komt dan de toppen van de snijtanden. Let wel: op oudere leeftijd kan dit door afslijten van de snijtanden komen. Als een jong dier het reeds vertoont is dit ongewenst.  In de wetenschappelijke literatuur heet dit 'Brachygnatia' ofwel korte onderkaak. Meestal wordt overbeet met de leeftijd erger. Dit kan op termijn problemen geven bij het grazen en is behoorlijk erfelijk. Het is af te raden dergelijke jonge dieren aan te houden voor de fok. Men kan het eventueel ook gradueel wegselecteren uit de kudde.

Onderbeet (Snoekenbek) betekent dat de snijtanden van de onderkaak niet midden op het tandvlees-pad van de bovenkaak komen maar ervoor uitkomen. Dit leidt tot sneller afslijten of afbreken van de snijtanden. Het kent ook een redelijke erfelijkheidsgraad en dergelijke dieren worden dus beter uit het koppel verwijderd.

Lichte snoekenbeet in het melkgebit van een jong lam, de tanden komen voor de pad uit. Bij lammeren onder de 3 maanden kan dit nog normaal zijn. Met ouder worden slijten de snijtanden wat af en komen zo meer gelijk op de boven-pad. Meestal wisselen de middelste snijtanden tussen 8 en 24 maanden, bij kort gras kan het dier op dat moment wat vermageren of minder goede vertering (diarree/groenkauwen zie onder) hebben.

Correcte beet bij een volwassen ram van 3j welke nog enkel de buitenste rij snijtanden te wisselen heeft. De snijtanden komen op de boven-pad. Je kan er niets voor of achter tussen steken.

2) Groenkauwen

Groenkauwen betekent dat de herkauw-substantie uit de bek van het dier loopt. Het laat vaak groene sporen op de voorpoten of onderkin achter. Het kan een teken zijn van te weinig vezelrijke voeding. Teveel krachtvoer, klaver, structuurarm gras of te weinig ruwvoer (hooi, structuurrijk gras,...). Lammeren die pas gespeend zijn of die veel krachtkorrel bij krijgen vertonen dit vaker gedurende enkele weken. Doordat het dier het herkauwde voedsel uit de bek laat lopen gaan er belangrijke voedingsstoffen verloren. Dit kan leiden tot vertraagde groei of verlies in conditie. Indien het langer aanhoudt of als het slechts om 1 dier in de kudde gaat is een erfelijke factor niet uitgesloten. 

Dit lam is een 'groenkauwer'. Zijn kin is groen bevuild en zijn voorpoten ook. Bij dit pas gespeende ramlam kan het nog als normaal beschouwd worden.

3) Afwijkingen in de stand van de poten

Openstaande hak of O-benen betekent dat de 'hielen' of 'hak' weg van elkaar wijzen. De hoeven zijn hier dichter bij elkaar dan de hak. Hierdoor worden de hoeven ongelijk belast en krijgt men scheef afslijten van de hoeven met mogelijks problemen in de gang. Vooral bij zwaardere dieren of drachtige ooien. Ook artrose treedt sneller op. De lammeren krijgen het in 1/2 van de gevallen ook in een zekere mate. Veel hangt af van het andere ouderdier.

Franse voorhand of X-benen betekent dat de carpale gewrichten van de voorpoten dichter tegen elkaar staan dan de hoeven. Vaak wijzen de hoeven van de voorpoten dan weg van de middenlijn. Ook hier kan ongelijke slijtage van de hoeven en gewrichten tot gangproblemen leiden op termijn. Zeker bij zwaardere dieren. Dit euvel vererft ongeveer bij 1/4 van de lammeren indien 1 van beide ouderdieren dit heeft.

De voorpoten van de linkse ram vertonen op deze foto een lichte X-stand, ook wel Franse voorhand genoemd. Bij een jonge ram kan dit nog wat verbeteren met volwassen worden. Bij aanhoudende of een uitgesproken vorm kan het tot ongelijk afslijten van de hoeven leiden. De rechtse ram vertoont een correcte stand van de voorpoten.

De hielbeenderen van bevenstaande ooi wijzen weg van elkaar, men spreekt van openstaande hielen. De tenen van de achterpoten wijzen wat naar elkaar toe. Dit noemt men O-benen. Deze ooi haar klauwen kunnen ongelijk afslijten. Zij kan problemen krijgen om te lopen op minder goed begaanbare weides. Het euvel neemt meestal toe bij zware dieren of hoogdrachtige ooien. Bij gewichtsverlies of na het aflammeren kan dit verbeteren.

Bovenstaande ooi heeft mooie rechte achterpoten zonder O- of X-stand. De hielbeenderen staan parallel en wijzen recht naar achteren.

5) Afwijkende geslachtsdelen

Ontbrekende testikels of niet ingedaalde

Soms is 1 testikel of zijn allebei niet ingedaald en is het scrotum leeg. Dit is ongewenst, mogelijks is de ram ook niet of minder vruchtbaar. Beide testikels zijn bij voorkeur ook ongeveer even groot.

Kween of hermafroditisme

Een ooilam kan soms erg mannelijk voorkomen. Soms zijn de schaamlippen min of meer gefuseerd en ziet men geen normale vulva. Het gootje waar beide schaamlippen samenkomen onderaan kan ook abnormaal dik voorkomen of veel lager dan normaal. Soms kan er zelfs sprake zijn van een kleine penis verder weg van de anus dan een normale vulva. Dit kan een teken zijn van 'echt' hermafroditisme maar is zeldzaam. Soms is er bij hermafroditisme ook een eventueel leeg of rudimentair scrotum te zien. 

Veel vaker is een mannelijke kop, brede bouw en misvormde of afwijkende vulva te zien bij ooilammeren uit een tweelingendracht of meerlingen met ook een ramlam. Deze ooilammeren hun geslachtsdelen zijn anders gaan ontwikkelen door het testosteron van hun tweelingbroer in de baarmoeder. Dit fenomeen heet een 'kween' of 'freemartin'. Oftewel een pseudo-mannelijk ooilam. Vaak zijn ze niet vruchtbaar.  Bij koeien is een koe uit een tweeling met ook een stierenkalf zeer vaak een kween. Bij schapen is dit een meer uitzonderlijk gegeven.

Bij nazicht van de vulva blijkt het plasgootje  van een kween (of freemartin) veel lager te zitten (verder van de anus) én kan men soms ook een zwelling onder aan de buik voelen welke op een scrotum lijkt.

Het linkse ooilam kan men verdenken van hermafroditisme of een kween te zijn gezien de mannelijkere consitutie. De horens zijn wel minder dik dan bij een ramlam.

Correcte vrouwelijke genitaliën, anus en vulva zijn gescheiden door een stuk huid. De vulva loopt verticaal en de beide schaamlippen komen samen in een smalle plooi die als gootje dient waarlangs de urine geleid wordt tijdens het plassen. Forser voorkomen van dit gootje of grote zwelling van de schaamlippen opzij kan verdacht zijn voor een kween of hermafrodiet.

6) Uierafwijkingen

Een uier dient min of meer symmetrisch te zijn en twee tepels te hebben. Zeker bij het zogen van 2 of meer lammeren is symmetrie noodzakelijk om alle lammeren te kunnen voeden. Indien een ooi het eerste maal lammert en een eenling heeft kan het als dit lam een voorkeurskant heeft dat de andere tepel zich minder ontwikkelt. Soms heeft het lam echter ook een voorkeurskant omdat de andere tepel niet genoeg melk produceert.

Een overmatig volle uier kan soms over de grond slepen of heel laag hangen. Dit dient men te vermijden. Het lam kan moeilijkheden ervaren om de tepels te vinden in dat geval. Vaak lukt het drinken dan algemeen minder goed en sterven de lammeren. Soms krijgt de ooi een mastitis of uierinfectie door stilstaande melk in de melkgangen en bacteriën die de huid binnendringen langs wondjes of via de melkgangen bij het over de grond slepen. 

Een te weinig volle uier daarentegen levert het lam onvoldoende melk.

Ooien die een mastitis krijgen of gedurende twee jaar op rij andere problemen geven bij het zogen kan je beter uit je koppel verwijderen. Best even controleren door ze door een andere ram te laten dekken. Soms heeft het lam namelijk niet de juiste zoekinsticten of zuigreflex.

7) Staartafwijkingen

Een varkensstaart betekent een geknikte staart die omhoog staat. Dit is ongewenst. Het gaat om een rigiede knik waarbij de staart omhoog wijst kan leiden tot infectie of myasis in de plooi. Ook extreem wollige staarten kunnen makkelijker problemen geven zeker als er mest in blijft hangen. Een oplossing kan zijn de staart inkorten op jonge leeftijd door middel van een elastieken bandje. In Engeland is dit bij de WHSS standaard procedure. Een golfslag in de staart is toegelaten indien men deze eruit kan plooien. Voor details van wat gewenst is binnen het ras zie rasstandaard. De lengte en vorm van de staart is vrij erfelijk. Er is vermoedelijk ook een positieve correlatie tussen de lengte alsook de breedte van de staart en de maten van de rug en het zadel. 

Het voorste lam geniet hier de voorkeur wegens de correct gevormde staart. De achterste heeft een varkensstaart die niet recht te plooien is. Dit gebrek was aangeboren.

8) Vacht

Een vacht die buiten het rui-seizoen loskomt of dieren die later in de rui gaan of waar hun wol gedeeltelijk blijft hangen kan problemen geven. Dit kan een symptoom zijn van onvoldoende gezondheid of een tekort aan voeding/mineralen. Soms is het echter erfelijk. Bij Wiltshire Horns is dunnere wol gewenst die volledig loslaat.  Lange plukken vacht kunnen alsnog aanleiding geven tot myasis (parasitaire infectie met maden van de groene vleesvlieg). Soms is een sporadisch plukje op de billen of staart nog aanvaardbaar. In de winter is een korte wol toegestaan, in de zomer moet deze loskomen en plaats maken voor een fel witte kortharige ondervacht. 

Wolschapen hebben een erfelijke factor welke zorgt dat de dieren hun wol niet meer op natuurlijke wijze verliezen. De mens heeft hun na de uitvinding van de schaar hierop gefokt om de wol beter gelijktijdig te kunnen oogsten. 

De Wiltshire Horn bezit nog zijn natuurlijke oercapaciteit om de wol na de winter zelf af te stoten. Ooien die niet drachtig zijn en rammen moeten deze vroeger verliezen.